Plas Watergoor

Een uniek verenigingswater

De plas Watergoor (7 hectare) is eigendom van onze vereniging en staat bekend om het heldere water en de goed begaanbare oevers.
Het water heeft een sterk karperbestand, maar ook baars, snoek, steur, grote voorn, brasem, winde, zeelt en palingkomen er voor.
Zo is de plas geschikt voor vrijwel elke vorm van sportvisserij.

Sinds 1 juni 2015 is (nacht)vissen in de plas uitsluitend toegestaan voor leden.


Van zandwinning naar sportvisplas

De plas ontstond eind jaren ’60 door zandwinning voor de aanleg van de A28.
Na afloop van de concessie groeide de interesse voor sportvisserij.
Begin jaren ’70 kocht de vereniging de plas en besloot deze speciaal voor sportvissers te beheren.

In de eerste jaren werd gevist op het natuurlijke bestand dat aanwezig was tijdens de zandwinning.
Door de goede waterkwaliteit werden zelfs forellen uitgezet, maar die periode hield geen stand door de enorme vangstdruk.


Opbouw van het visbestand

Omdat de plas een kaal zandgat was met steile oevers en weinig plantengroei, werd vanaf de jaren ’70 gestart met het uitzetten van diverse vissoorten.
Vooral karper kreeg aandacht: jaarlijks werden uitzettingen gedaan om een gevarieerd bestand op te bouwen.

In 1992 voerde de OVB een visstandonderzoek uit. Door de diepte (11 meter) en steile oevers waren de methodes echter beperkt bruikbaar.
Het advies luidde: verbeter paaimogelijkheden en zet voorlopig geen extra karper uit. Het bestuur koos ervoor het karperbestand niet actief te verwijderen.

In 1994 werd een kleine plas gegraven, verbonden met de grote plas, die extra paaigebieden bood.


Oeververbreding en leefomgeving

Rond 2001 kampte de plas met afkalvende oevers door golfslag (“de waterwolf”).
Vooral de oostkant werd te smal voor hulpdiensten.

Met instemming van gemeente en waterschap is 20.000 m³ humusrijke grond aangebracht.
Hierdoor werden de oevers verbreed en de taluds flauwer gemaakt.
Binnen twee jaar waren duidelijke resultaten zichtbaar: karpers en brasems groeiden beter.


Ziekte en sterfte onder vissen

In 2003 werd voor het eerst voorjaarssterfte bij karper waargenomen.
Vissen vertoonden vlekken in de slijmhuid en stierven, net als enkele grote palingen.
Onderzoek door het CDIC in Lelystad vond geen virussen, bacteriën of parasieten.

In 2008–2009 volgde opnieuw grote karpersterfte, vooral onder oudere exemplaren.
Ook toen werd geen duidelijke oorzaak gevonden. Deskundigen vermoedden een verband met ouderdom en verminderde weerstand.

Na 2010 stabiliseerde de situatie en kwam er geen abnormale sterfte meer voor.


Nieuwe uitzettingen en registratie

Vanaf 2011 werd voorzichtig weer karper uitgezet, in overleg met Sportvisserij Nederland.
Omdat standaard visstandonderzoek moeilijk is in deze diepe plas, werd geadviseerd een vangstregistratie bij te houden.

Als extra uitbreiding zijn in 2011 25 steuren (Acipenser gueldenstaedtii) uitgezet.
Deze zijn voorzien van een floytag met uniek nummer en vinmarkeringen.
Hun ontwikkeling wordt sindsdien gevolgd via vangstmeldingen van leden.